Zeeziek op het IJ
Aan boord van het koopvaardijschip m.s. KENNEMERLAND van de Koninklijke Hollandsche Lloyd, varende op de uitreis van Amsterdam naar Recife, augustus 1967.
We hadden een nieuwe leerling machinist aan boord gekregen en die was op voorhand al bang dat hij zeeziek zou worden. Als je dat vreest dan moet het haast wel fout gaan en we waren net van de Oostelijke Handelskade vertrokken, ongeveer ter hoogte van het Centraal Station, of hij werd al iets witjes om de neus. Hij liep bij mij in de machinekamer op wacht en ik probeerde hem gerust te stellen door te zeggen dat we pas op het IJ op weg naar het Noordzeekanaal waren en dus nog lang niet op zee. ‘Als we de sluizen van IJmuiden hebben gehad gaan we pas naar buiten, maar het is rustig weer dus het zal allemaal best meevallen. Dan zijn wij al van wacht af en kan je aan dek een frisse neus halen’ stelde ik hem gerust.
Hij had voor de zekerheid een plastic boterhamzakje uit de pantry meegenomen want hij had zelf al bedacht dat hij, in geval van, niet zomaar ergens in de machinekamer kon gaan staan overgeven. Ik had hem al en paar keer benauwd zien slikken en hield hem nauwlettend in de peiling want hij moest gewoon z’n werk doen. Het kon vriezen en dooien en het zou mij benieuwen of hij het voor het einde van de wacht allemaal binnen zou houden.
Achter mij langs dreutelde de hoofdmachinist. Tijdens het manoeuvreren, bij vertrek en aankomst, is hij verplicht beneden te zijn omdat de machinist van de wacht niet van de manoeuvreerstand vandaan mag. Gebeurt er dan iets, dan kan hij ingrijpen en eventueel het manoeuvreren overnemen. Hij had het bleke neusje van de leerling uiteraard ook in de smiezen en zei tegen mij: ‘We liggen tot aan ons merk afgeladen en als een blok beton in het water, het schip beweegt geen millimeter. Maar ja, typisch weer zo’n voorbeeld van de angst dat hij het gaat worden. Het zal me benieuwen of hij alles binnen houdt’. Hij draaide zich langzaam om, roerde behoedzaam in zijn koffie en nam een slok.
De leerling kwam naar mij toe om iets te zeggen, bedacht zich, slikte even moeizaam en ging terug naar zijn koelwaterpomp om een beetje meer koelwater te geven. De olieman, die bij ons op wacht liep brulde om de hoek van de hoofdmotor naar de leerling: ‘MEESTER, ER IS KOFFIE HOOR’ en grijnsde naar mij. ‘Effe kijken hoe die reageert’ zei hij. Nou dat is nu wel het laatste waar hij trek in zal hebben dacht ik. Langzaam verscheen de leerling weer om de hoek van de hoofdmotor en wilde blijkbaar iets melden maar voordat hij iets kon zeggen ging het mis. Of het nou de lucht van de koffie was, of hij kon het niet langer houden, maar aan de peristaltische beweging die hij maakte was het wel duidelijk wat hij ging doen. Dat gaat verkeerd dacht ik. Vliegensvlug graaide hij naar z’n plastic zakje dat hij in de zak van zijn overall had, trachtte het te openen maar hield het op z’n kop. Voordat hij het had omgedraaid, bluuurb, daar ging een mooi oranje golfje (dat was van de sinaasappel die hij het laatst naar binnen had gewerkt) door de lucht, precies op de net gepoetste, mooie zwarte, glimmende schoenen van de hoofdmachinist.
We stonden er alle drie naar te kijken en ik draaide me meteen om want ik ontplofte zowat van het lachen. Die jongen meteen op z’n knieën met dat zakje een beetje over die schoenen vegen en wrijven. ‘Ga een paar poetslappen halen uit de lappenkist’ bromde de hoofdmachinist tegen hem. De tranen sprongen in m’n ogen. ‘En let jij nou maar op de telegraaf en die hoofdmotor’ gromde hij tegen mij. De leerling poetste zijn schoenen schoon en het leek wel of hij ineens van z’n zeeziekte af was. Dat kwam natuurlijk door de afleiding, hij was het even vergeten en had nu wel iets anders aan z’n kop.
Even later kwam de hoofdmachinist weer naast me staan; ‘Voordat ik opzij kon stappen lag het er al’ zei hij tegen me en kon een grimas amper onderdrukken. Zijn schoenen blonken weer als tevoren. ‘Nou hij ziet een stuk minder pips, dus het zal hem toch hebben opgelucht’ zei ik lachend terug.
De hoofdmachinist mompelde iets binnensmonds en dreutelde weer verder. De olieman had het hele voorval gemist maar hoorde het van de leerling die zich uiteraard dood geneerde. Die olieman zorgde er wel voor dat in no time het hele schip het wist.